Ik zie het al aan zijn loopje als hij naar binnen stapt. Hij heeft iets te vertellen… Hij oogt ontspannen, opgewekt. Ik zie aan zijn ogen dat een lach dichtbij is.

Zo anders dan eerder. Eerder, toen hij worstelde met zijn faalangst, met niet weten hoe hij moest leren, worstelde met goedbedoelde oplossingen die te weinig structuur hadden. Toen zijn hele zijn blokkeerde bij niet weten en hij binnen een seconde transformeerde in een knorrenpot, bokkensnor. Er is geen moment geweest dat ik hem dat kwalijk nam. Bij mij aan tafel mag je zijn zoals je je voelt, ook als dat als een bokkensnor is.

Maar dit jaar is alles anders. Dit jaar mag hij varen op zijn talenten. Geen geschiedenis of Duits meer, maar natuurkunde, scheikunde, wiskunde. Dat is waar zijn kracht ligt. Het doet hem zichtbaar goed. Twee weken geleden moest hij leren voor maatschappijleer, onder andere de artikelen van de Grondwet, natuurlijk haast onbegrijpelijk juridisch verwoord. Samen maakten we een overzicht in normale mensentaal. Daar waar de oude F. hier acuut zou zuchten, zijn lange puberlijf onderuit zou laten zakken en “ik kan dat niet” zou mopperen, liet de vernieuwde versie van dit prachtige joch zich niet kennen: “Ik zoek even op internet. Misschien staat daar meer uitgelegd!” En zo vond hij de website waarop de grondwet in eenvoudige taal met voorbeelden werd uitgelegd. Zelfbewust ging hij naar huis, toen.

Vandaag huppelt hij haast om mij heen, terwijl ik de gebruikelijke limo voor hem maak. “Weet je nog van die maatschappijleertoets? Ik had een 8,2!!” Daar is de grote, gulle lach op zijn gezicht. De trots. Ik voel trots van kruin tot tenen. Trots op deze knul die zijn transformatie van “ik kan het niet” naar “ik zoek wel even of ik iets kan vinden” beloond ziet worden. Ik zie hem verder groeien en geniet…

“Ik wil graag wiskunde doen! Ik moet de D-toets maken. Na de herfstvakantie begint op donderdag de toetsweek!” Prima plan!
“Misschien kunnen we de eerste opgaven meteen ook even nakijken, dan weet ik of dat goed gegaan is.”
Zo gezegd, zo gedaan. En op een klein rekenfoutje na is het foutloos. Een grijns verschijnt op zijn gezicht. “Ik heb het uit mijn hoofd gedaan. Zonder rekenmachine.” Zijn ogen vertellen dat er een mooi verhaal op komst is.

Met een verlegen lachje vertelt hij hoe hij het spelletje Tetris op zijn grafische rekenmachine geprogrammeerd heeft. Dat hij dus écht zijn rekenmachine niet kon gebruiken tijdens die D-toets, omdat het spelletje anders afgesloten zou worden. Vol trots laat hij het mij zien. Ik schiet in de lach. Een leerling die vrijwillig hoofdrekent in plaats van zijn rekenmachine te gebruiken. Samen geinen we wat over Tetris spelen tijdens de toets in de toetsweek. “Dat kan niet, hoor! Dan moet de rekenmachine in examenstand!”, antwoord hij serieus.
En dan kunnen we aan het werk. Maakt hij zijn sommen, veelal feilloos. Zet door als hij een keer niet meteen het antwoord weet.

Verlegen om zijn eigen trots kijkt hij naar mij op: “Ik denk dat dit wel goed komt!”

Categorieën: Stukjes